Meteen naar de inhoud

over levenskunst en liefde

Een boekenessay
‘De kunst om niet te veel aan het leven te lijden’ was na enig nadenken het antwoord van mijn vriend op vraag ‘Wat is levenskunst?’ ‘En’ voegde hij daar aan toe, ‘het heeft ook alles met liefde te maken.’ De vraag van de redactie om een boekenessay te schrijven over het thema ‘levenskunst’ stimuleerde me dit soort gesprekken te voeren in mijn omgeving. Ook (her)las ik boeken over levenskunst en viel mijn oog op interessante stukken in andere boeken en tijdschriften. De centrale vraag werd me steeds duidelijker: wat heeft de levenskunstfilosofie in deze tijd ons als begeleidingskundigen te bieden?
Ik begin met het werk van Joep Dohmen, Wilhelm Schmid en Paul van Tongeren, die de afgelopen twee decennia het levenskunst-thema onder de aandacht hebben gebracht in ons taalgebied. Ze staan in een lange traditie van denkers, beginnend bij Socrates, Plato en Aristoteles. Dohmen heeft het over ‘de bonte geschiedenis’ van de levenskunstfilosofie (Dohmen, 2002). Het begrip levenskunst is ook uit de mode geweest, maar maakt de afgelopen twee decennia een revival mee in de filosofie, de psychologie en de begeleidingskunde. Nadat ik het begrip levenskunst inhoud heb gegeven aan de hand van genoemde auteurs, ga ik in op de relatie met de begeleidingskunde.

Zelfzorg en authenticiteit
Joep Dohmen stelt dat we in een tijd leven waarin de gemeenschapszin is uitgehold en we steeds meer op onszelf teruggeworpen individuen zijn geworden, die moeilijk in staat zijn om hun leven zin en richting te geven. Het verdwijnen van ‘de grote verhalen’ en instituties (kerken, politieke stromingen, vakbonden) versterken dit probleem alleen maar. Marktmechanismen sturen ons gezinsleven, werk en vrije tijd. Zijn antwoord op deze ontwikkelingen is ‘zelfzorg’. Hij ziet levenskunst als zelfzorg met als resultaat een eigen levenshouding van waaruit je betrokken bent op de wereld om je heen. Zo’n levenshouding komt je niet aanwaaien schrijft hij. ‘Je wordt er niet mee geboren en je krijgt haar ook niet cadeau. Je leert haar niet op school noch van het leven zelf. Een eigen levenshouding is mede het resultaat van opvoeding, onderwijs en levenservaring, maar zonder een bijzondere vorm van aandacht ontwikkel je geen levenshouding. Die bijzondere vorm van aandacht heet dus zelfzorg’ (Dohmen, 2007). Het is op dit moment voor niemand makkelijk om te formuleren wat een goed leven is, waardoor conformisme aan trends, verwachtingen uit de omgeving en – vaak commercieel gefundeerde – opvattingen in populaire media op de loer ligt. Dohmen spreekt over een vervlakking van het leven en kiest voor het begrip authenticiteit. ‘Iemand is authentiek als hij een doorleefde levenshouding heeft gevonden waarin hij gaandeweg zijn eigen waardenschaal heeft ontwikkeld en op grond daarvan zijn eigen autoriteit is geworden’ (Dohmen, 2007).

Een ‘wij’ in onszelf
‘Als een zwerfkei staat het in het landschap van de moderniteit, het begrijpt zichzelf niet meer, en kan niet met zichzelf omgaan’ schrijft Wilhelm Schmid over de mens in de inleiding van zijn hoofdwerk (Schmid, 2004). Hij laat zijn visie op levenskunst ontstaan vanuit de angst voor de moderne vrijheid. De materiele levensangst hebben we voor een belangrijk deel overwonnen, maar de ideële levensangst, de angst om een zinloos leven te leiden, is groter dan ooit. Levenskunst is het proces van de bewuste, subjectieve vorming van het individuele leven, waarmee de bange zorg om zichzelf verandert in een wijze zorg voor zichzelf. Hij heeft het daarbij over het werken aan een ‘wij’ in onszelf. Het ik bestaat uit veel stukjes en het is van belang om innerlijke verbindingen en relaties te leggen. Daardoor krijgt iemand structuur en vorm en maakt hij een kunstwerk van zijn leven. Met het vormen van zo’n innerlijke gemeenschap wordt een fundament gelegd voor een extern ‘wij’, een gemeenschap buiten ons. Hij is ervan overtuigd dat je dit als mens kunt leren. Door na te denken, door te doen, maar ook door te oefenen. Hij heeft het over ‘technieken’ en zijn hoofdwerk heet ook niet voor niets ‘Handboek voor de levenskunst’. Een gids voor het goede leven, waarin hij o.a. aandacht besteed aan de zorg voor jezelf, de zorg voor het lichaam, de zorg voor de ziel en de zorg voor de geest. In zijn kleinere, meer populaire boekjes (Schmid, 2001, 2007) maakt hij levenskunst concreet aan de hand van alledaagse dingen en thema’s. Zo kom je titels tegen als ‘de krant lezen’, ‘je eigen huid redden’, ‘een stadswandeling’, ‘filosofie van het regenpak’, ‘het recht op melancholie’ of ‘de liefde voor de natuur’.

Sociale waarden en ambiguïteit
Paul van Tongeren – op dit moment denker des vaderlands – is kritisch op Dohmen en Schmid. Hij vindt dat bij het maken van een kunstwerk van je eigen leven, de kans groot is dat de ander er bekaaid afkomt. Hij mist de sociale waarden in de woorden van Dohmen als hij het heeft over het zoeken van ‘je eigen morele oriëntatie’. Hij haalt Augustinus – in de kern van zijn macht is de mens machteloos – aan om een tweede punt van kritiek te formuleren: ‘Ik denk dat de filosofie van de levenskunst te weinig aandacht heeft voor deze machteloosheid, ons onvermogen, onze zwakheid, onze kwetsbaarheid’ (van Tongeren, 2012). Van Tongeren doelt hier niet alleen op onze eigen kwetsbaarheid, maar ook op die van de ander. Vanuit zijn christelijke achtergrond bepleit hij het idee dat menselijk leven onvermijdelijk lijden is. Hij is van mening dat Dohmen en Schmid de rol van het Christendom marginaliseren: het christendom zou geen recht doen aan onze eigen verantwoordelijkheid. Dohmen heeft in een interview (Heuts, 2014) gereageerd op dit commentaar. Hij vindt dat van Tongeren geen aandacht heeft voor de altijd aanwezige noodzaak van een eigen oriëntatie voor een goed leven. Hij vindt het zelfs gevaarlijk, omdat paternalisme en conservatisme op de loer liggen. Anderzijds geeft hij toe dat hij in zijn denken te weinig oog heeft gehad voor wat ons overkomst, het toeval, het noodlot, de tragiek. ‘Zeker de laatste jaren heb ik meer oog voor de ambiguïteit van het bestaan gekregen’ (van Heuts, 2014).

Levenskunst en begeleidingskunde
Ik heb het idee dat het levenskunst-denken in ons vak een behoorlijk grote plaats inneemt. De term gebruiken we niet altijd, maar in ons werk gaat het toch vaak om het beter toerusten van mensen om iets te maken van leven en/of werk. Het leren kennen van je kwaliteiten, het bewust worden van je waardenkader, het expliciteren van je verlangens, het regisseren van je innerlijke stemmen, het oefenen van vaardigheden: allemaal bedoeld om de autonomie en authenticiteit van iemand te versterken. De accenten verschillen in uiteenlopende aanpakken, maar de basis is er een van maakbaarheid en optimisme. Prima, maar hier passen wel enkele opmerkingen bij.

Voor iedereen?
Het levenskunst-denken is optimistisch en gelooft in leren en oefenen. Iedereen kan deugdelijk leven als hij zijn best doet, dat is het credo. Dat vraag ik me af, als ik aan mensen denk die aan het overleven zijn of beperkt geleerd hebben zelfredzaam te zijn. Als we niet uitkijken krijgt levenskunst een elitair karakter, is het een concept voor de mensen die het al behoorlijk voor elkaar hebben. Als begeleidingskundigen hebben we tot taak om het levenskunstconcept toe te snijden op ieder mens, met zijn eigen historie, kenmerken en zijn eigen context. Voor de één is het de kunst om de immense keuzevrijheid aan te kunnen, voor een ander om de verlokkingen van de digitale glitterwereld te weerstaan, terwijl een derde alle zeilen moet bijzetten om zijn weg te vinden in het oerwoud van instituten en regels. Levenskunst is er in vele gedaanten en het is aan ons als begeleidingskundigen om daar ondersteuning in te bieden. Niet alleen in formele, betaalde begeleidingstrajecten, maar wat mij betreft ook in allerlei situaties waarin je als gesprekspartner in terecht kunt komen.

De schaduwkant
In de levenskunstfilosofie schuilt het gevaar dat het lijden, het falen niet geaccepteerd wordt zegt Paul van Tongeren. Voordat je het weet zijn we als begeleidingskundigen dienstbaar aan het neoliberale motto ‘succes is een keuze’. Psychiater Damiaan Denys sluit daarop aan. ‘Ik mag niet verdrietig zijn, ik mag niet ontslagen worden, ik mag niet mislukken in mijn studie, ik mag niet lelijk zijn, ik moet stralen aan de bar én de nieuwe Jonathan Franzen lezen én zondag weer op het hockeyveld staan – dat wordt allemaal van ons verwacht en falen is geen optie’ (van Veen, 2021). Omgaan met tegenslag, pijn en verdriet, ook dingen van het leven, zijn we dat verleerd? In hoeverre heeft deze ‘schaduwkant’ een plek in ons begeleidingskundige denken en handelen? Er is pijn waar je niet vanaf komt, die door de beste therapeut niet is op te lossen, die je hebt te dragen. Hier ligt werk voor ons, maar pakken we onze rol? Ik weet het niet. We zijn doorgaans goed in bouwen, vooruitkijken, kwaliteiten benadrukken, dromen najagen. Maar samen stil zijn of op een goede manier pijn of machteloosheid delen, is niet vanzelfsprekend. Wel belangrijk.

Positieve vrijheid
Dohmen bespreekt het begrip ‘vrijheid’, dat in het levenskunstconcept een prominente rol speelt. Hij onderscheidt negatieve en positieve vrijheid. Negatieve vrijheid is doen waar je zin in hebt zonder je te bekommeren om je omgeving. Dat is het dus niet. Het begrip positieve vrijheid betekent dat persoonlijke ontwikkeling plaatsvindt tegen de achtergrond van de geschiedenis, de natuur, de maatschappij en de eisen van solidariteit. Ik denk dat op dit moment de morele oriëntatie van sommige mensen ten koste gaat van de opvattingen van anderen. Levinas, zonder diep in te gaan op zijn rijke gedachtengoed, wijst ons op het gevaar dat te veel aandacht voor het ‘ik’ er toe kan leiden dat de ruimte voor een ander beperkt wordt. Hij neemt niet het ‘ik’, het subject als uitgangspunt, maar de relatie. Sta je open voor de vraag van de ander ‘wat mag ik van jou vragen om te doen?’ Vrijheid kan nooit geclaimd worden, maar is altijd afhankelijk van een dialoog, een onderhandeling, een democratisch proces. Het plaatsen van identiteitsontwikkeling in zijn (politieke) context is een wezenlijk onderdeel van ons werk.

De grote vraagstukken
Wat doet de levenskunstfilosofie met de grote vraagstukken van deze tijd? Klimaatverandering, uitputting van de aarde, ongelijkheid, discriminatie, digitalisering, politieke o(n)macht. Levenskunst-aanhangers hebben de neiging om een onderscheid te maken in dingen waar je wel en geen invloed op kunt uitoefenen. Dat kan leiden tot de verzuchting: ‘Tsja, daar kan ik niets aan doen, dat is te groot’. Het is niet zwart – wit, we zullen op zoek moeten gaan naar de grijstinten. Niemand kan meer om de grote actuele vraagstukken heen. We hebben met zijn allen tot taak om te zoeken naar een manier om deze vraagstukken een betekenisvolle plek te geven in ons leven. Dat betekent niet dat iedereen de politiek in of de barricaden op moet, maar wel dat we bij deze vraagstukken stilstaan. Wat zie je? Wat doet dat met je? Hoe ver of dichtbij is het voor jou? Welke plek geef je het? Wat zou je willen? Belangrijke begeleidingskundige vragen, juist vanuit levenskunst-perspectief.

Resonantie
Hartmut Rosa, een hedendaagse Duitse socioloog, snijdt nog een ander thema aan: vervreemding. De logica van de maatschappelijke versnelling heeft ons vervreemd van de natuur, de sociale wereld, ons eigen zelf, maar ook van de ruimte en tijd. Als antwoord op de centrale levenskunstvraag ‘Wat is het goede leven?’ presenteert hij het begrip resonantie. Resonantie is een relatievorm waarin het subject en de wereld antwoordend tegenover elkaar staan. Het gaat om een ontmoeting van stemmen die op elkaar ingaan. Stemmen van mensen, maar ook stemmen van dingen. Het echt in contact treden met anderen en het andere, betekent dat we het oppervlakkige luisteren en het spreken in staccatotaal moeten inwisselen voor het nemen van tijd, het zoeken van woorden en het leren van nieuwe talen. Versta ik hem of haar? Wat is de taal van jou, van de zee, van het bos? Hier ligt (gelukkig) geen didactiek voor het oprapen, maar is het voor iedereen een proces van aangaan. Voor ons als begeleidingskundigen ligt hier een taak als metgezel, reisgenoot.

Tenslotte
Dohmen (2002) haalt Michel Foucault aan: ‘….waarom zou niet iedereen een kunstwerk van zijn leven kunnen maken?’ Ik heb wel een paar antwoorden: omdat mensen dat niet geleerd hebben, tot over hun oren in de ellende zitten, ‘verpletterd’ worden door wereldproblemen, speelbal zijn van marktmechanismen en algoritmen, stuklopen op abstracte instituties enz. Ik vind het begrijpelijk dat er mensen zijn die het niet meer weten en houvast zoeken in alternatieve werkelijkheden en/of (heftig) protest en de daarbij behorende morele superioriteit. Levenskunst is meer dan ooit nodig, maar ook moeilijker dan ooit. Misschien is het al heel wat om ‘niet te veel aan het leven te lijden’, om de woorden van mijn vriend aan te halen. Misschien wat somber geformuleerd, maar ik snap hem wel. Wij kunnen hier iets betekenen: luisteren naar mensen, ze bijstaan, ze voorgaan. Een ontmoeting. En dat heeft inderdaad alles met liefde te maken.

Literatuur

Dohmen, J. (2002). Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven. Amsterdam: Ambo
Dohmen, J. (2007). Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenskunst. Amsterdam: Ambo.
Heuts, L. (2014). Joep Dohmen: ‘Levenskunst betekent willen wat je doet’. In: www.filosofie.nl
Rosa, H. (2013). Leven in tijden van versnelling. Een pleidooi voor resonantie. Amsterdam: Boom
Schmid, W. (2001). Filosofie voor de levenskunst. Inleiding in het mooie leven. Amsterdam: Ambo.
Schmid, W. (2004). Handboek voor de levenskunst. Amsterdam: Ambo.
Schmid, W. (2007). Het volle leven. 100 fragmenten over geluk. Amsterdam: Ambo.
Tongeren, P. van (2012). Leven is een kunst. Over morele ervaring, deugdethiek en levenskunst. Zoetermeer: Uitgeverij Klement.
Veen, Evelien van (2021). Psychiater Damiaan Denys: ‘Psychologische hulp is een lifestyle-ding geworden, wie is er niet in therapie? In: de Volkskrant, 29 oktober 2021.

STUUR EEN BERICHT

Als schrijver hoop ik dat mijn teksten je helpen om even stil te staan en te kijken. Altijd fijn om iets terug te horen.